Soms was de verbondenheid van de kunstenaars en de onderlinge stijlverwantschap zo groot, dat men kon spreken van een ‘kolonie’. Echter, een kunstenaars’kolonie’ veronderstelt ook een zekere geslotenheid ten opzichte van de omgeving en daar was in Nederland nauwelijks sprake van, want de kunstenaars leefden over het algemeen vrij gemoedelijk samen met de bestaande bevolking, dus spreekt men hier meestal van ‘schildersdorpen’.
In Nederland vestigden zich omstreeks 1855 landschapschilders in de mooie omgeving van Oosterbeek en Wolfheze. Sommigen van hen vormden later de ‘Haagse School’, anderen vestigden zich later weer elders, zoals in Laren, dat zich na 1885 eveneens tot schildersdorp ontwikkelde. Andere plekken waren Zandvoort, met zijn vissers, Nunspeet waar het boerenleven werd geschilderd en het landschap langs de IJssel bij Hattem. Toen Den Haag in rap tempo verstedelijkte, bleek circa 1880 het dorpje Noorden (Nieuwkoop) in de buurt van Den Haag een ideale plek om te schilderen. Ook het polderlandschap rond Kortenhoef werd eind 19e eeuw favoriet en Katwijk met strand en vissersboten, werd de plek voor de schilders van de Haagse School. Volendam trok begin 19e eeuw vele kunstenaars, ook uit het buitenland. Heeze bij Eindhoven, waar vooral het Brabantse boerenleven het onderwerp werd, kwam in 1910-
Het dorpje Plasmolen (nu onderdeel van de Gemeente Mook en Middelaar) in het noordelijkste puntje van Limburg, met haar beboste stuwwallen, uitgestrekte heide en rivierenlandschap, was eind 19e eeuw al zeer aantrekkelijk als vakantieverblijf voor welgestelde burgers. Er waren rond 1900 al meerdere logementen. Plasmolen ontwikkelde zich begin 20ste eeuw tot schildersdorp. Vele kunstenaars woonden en/of werkten gedurende langere of kortere tijd in Plasmolen of directe omgeving. Anderen logeerden er een tijdje -
Na enkele jaren haalde Van Mourik zijn vriend Dirk Ocker (Amsterdam 1882) over om naar Plasmolen te komen. Deze kwam daar vanaf 1903 incidenteel, maar vestigde zich er met zijn vrouw Paula in 1916 definitief tot 1944. Na de oorlog kwamen ze weer terug. Dirk Ocker woonde er tot zijn overlijden in 1958.
Sinds 1912 woonde de in Arcen geboren schilder Gerard Cox sr. (1864-
Peter Job (Amsterdam 1884) kwam in 1919 naar Plasmolen en bleef daar tot zijn dood in 1957. Job was de enige schilder van de oorspronkelijke groep die vrijwel alleen bosgezichten schilderde. Hij was naast schilder ook musicus. In 1940 kwam schilderes Jopie van Kampen om gezondheidsredenen vanuit Amsterdam naar Plasmolen. Zij trof in Job een geestverwant op het vlak van literatuur en muziek. Zij schreef en illustreerde enkele boeken. Na de oorlog zwierf ze door vele landen en in 1956 vertrok ze met haar echtgenoot naar Zuid-
Joop Uittenbogaard (Rotterdam 1916) kwam in 1941 als commies in Plasmolen. Hij dook er onder, maakte kennis met de schilders en raakte in de ban van de natuur. Hij woonde van 1941 tot 1959 in Plasmolen. Hij voelde zich zeer verwant met Dorus Arts en Theo Deckers.
In 1926 werd Julia van Verschuer in Plasmolen geboren als dochter van baron Van Verschuer. Zij groeide er op tussen de kunstenaars. In de oorlog doken er kunstenaars in de omgeving van Middelaar en Milsbeek onder, naar hun na-
Er waren goede contacten met vakbroeders in de regio. Theo Deckers werkte o.a. veel samen met Dorus Arts (Bergharen 1901). Arts woonde achtereenvolgens in Nijmegen, Beek-
Er was ook contact met het beeldhouwersechtpaar Albert en Godelieve Meertens uit Berg en Dal, de beeldhouwers Peter Roovers die van Mook naar Heijen verhuisde en Jac Maris (Heumen) en met Nijmegenaren zoals Antoon Heijmans, die behalve schilder ook glazenier en keramist was en tussen 1916 en 1964 in de regio werkte. Hij trok veel naar buiten met Theo Deckers en Dorus Arts. Verder waren er Toon Vijftigschild, Chris Hammes, de in Groesbeek geboren schilder Henk Cornelder, Jules de Roeper uit Heumen en Jan Koenen uit Milsbeek.
In 1960 namen Jules de Roeper (1914), Jan Koenen (1928) en Huub Gommans (1935) het initiatief voor een expositie waarbij de werken van de oorspronkelijke groep Plasmolense schilders en de kunstenaars die er later, in de jaren zestig verbleven, samen waren te zien. De organisatoren vormden als het ware een brug tussen de periode voor-
Aan het eind van de tweede wereldoorlog lag Plasmolen in de frontlinie. Bijna het hele oeuvre van de Plasmolense schilders ging verloren en hun huizen werden verwoest. Op de plaats van zijn torenhuisje bouwde Jacques van Mourik een nieuw onderkomen en ging als een bezetene zijn verloren gegane werk opnieuw schilderen uit zijn herinnering of naar foto’s.
Jacques van Mourik realiseerde zich dat Plasmolen onherstelbaar was veranderd, de ongereptheid van de natuur was verdwenen.
Ook Julia van Verschuer maakte een serie litho’s naar tekeningen en oude foto’s. Haar ouderlijk huis op het landgoed Sint Jansberg was zwaar geschonden.
De schilder Chris le Roy woonde in Nijmegen en ging wekelijks naar Plasmolen om het ‘land worstelend tegen de ondergang’ te schilderen. Hij bleef er tot kort voor zijn dood in 1969 werken.
De nestor van het schildersdorp Plasmolen, Jacques van Mourik, stierf op 30 december 1971.
Van een ‘Plasmolense School’ is eigenlijk nooit sprake geweest. De schilders werkten als individuen, met eigen opvattingen en eigen technieken en er waren meerdere kunstenaarsverenigingen in de regio.
Voor de meeste kunstenaars speelde natuur wel een grote rol. Hun werk geeft een beeld van wat er verloren ging door de oorlog, door economische vooruitgang, maar ook door toerisme. In 1909 beschreef J.S.Göbel in een toeristische gids de Plasmolen als volgt: “De eenvoudige landelijke hutten en boerenhoeven, hier en daar door groepjes bomen omgeven, liggen schilderachtig over de heideachtige bouw -
Leo Niehorster (Amsterdam 1882) kwam vanaf 1907 incidenteel in Plasmolen en woonde er vanaf 1911. Hij had een atelier in de oude (ca.1920) van wieken ontdane molen ‘de Molenhorst’ op de heuvel boven de herberg ‘Buitenlust’. Niehorster zwierf door Europa en vestigde zich in 1924 in Den Haag.
Chris le Roy (Deventer 1884) kwam in 1915 voor het eerst in Plasmolen. Later kwam hij terug en ontmoette Leo Niehorster in zijn molen. Le Roy vestigde zich in Nijmegen en kwam tussen tussen 1946 en 1966 wekelijks in Plasmolen. Hij overleed in 1969.
Theo Deckers (Den Bosch 1893) werkte tussen 1920 en 1930 veel in het buitenland. Vanaf 1930 woonde hij in Plasmolen tot zijn overlijden in 1939.
De schilder Jacques van Mourik (1879-
Zij en de afwisselende natuur vormden de onderwerpen voor zijn werk. Hoe ongerept de natuur toen nog was, blijkt uit de opmerking van de in dit verband vaak aangehaalde natuurvorser/schrijver Jac.P.Thijsse: “De Jansberg bij Mook, met zijn onmiddellijke omgeving is, botanisch, wel een der rijkste landschappen van Nederland, misschien wel het rijkste.”
Uit de eerste periode (1908-
In de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden er op verschillende plaatsen in Europa concentraties van beeldend kunstenaars. Ze trokken de stad uit om te schilderen. In de industrialiserende maatschappij van de 19e eeuw waren kleine plattelandskernen in een mooie omgeving ideale plaatsen om afstand te nemen van de alledaagse drukte. Kunstenaars zochten inspiratie voor hun werk in de ongerepte natuur of de lokale bevolking. Ook werden afgelegen plaatsen gekozen om -
Historie